Op een van mijn werkplekken eten ze gezond. Het zijn dan ook
bijna allemaal vrouwen en dat stimuleert denk ik.
Op mijn andere werkplek nemen ze zo vaak en zoveel mogelijk soep en tosti’s en kroketten,
laat ik me vertellen. Niet omdat ze dat altijd al deden, maar omdat het straks
niet meer kan als de keuken tussen de middag gesloten is.
De eerste werkplek, de nieuwste, heeft als gewoonte dat
we om 12.00 uur allemaal aan een grote tafel gaan zitten en onze meegenomen
pakketjes uitpakken. Het zijn veelal bakken vol salades, en ook nog eens zelfgemaakt. Als ik op
een dag een bak van oom Albert meebreng voel ik me bijna schuldig dat ik overvloedige conserveringsmiddelen aan tafel heb uitgenodigd. De collega naast me vertelt over het dieven
van tomatenplantjes in haar moestuin en ik kijk naar de brokken gorgonzola
die in mijn saladebak aan de amandelen kleven.
Als ik mijzelf niet hoefde te verdelen over twee werkplekken zou ik de hele dag ook wel tomatenplanten willen dieven. Als ik wist hoe dat moest dan.
Op de Vrouwen Werkplek halen we koffie voor elkaar, ook
tijdens vergaderingen.
Er staat een automaat en we hebben allemaal een
sleuteltje. Er is geen bediening die de helft van de tijd niets zit te doen om
af en toe mensen te ontvangen en te woord te staan. De ontvangst is op werkplek één namelijk geregeld door een wisselende baliemedewerker die gewoon haar eigen werk
doet op een balieplek.
Soms hoeft het niet zo formeel te zijn ingericht.
Maar het leukste van werkplek één is wel dat ik vorige
week de vrijmibo heb geïntroduceerd met mijn meegenomen flesje Cabernet
Sauvignon, en dat niemand dat vervelend vond. En dat er geen bediening op een
glas meer of minder keek.