Voor het sollicitatiegesprek had ik de
keuze uit 3 outfits: een flamboyante rode, een vlammende oranje, en een
degelijke donkergroene.
Ik wil dat ze me onthouden (exit degelijk),
en ik wil me van mijn representatieve kant tonen (exit flamboyant, maar die kan ik altijd
nog voor een tweede gesprek gebruiken).
Er zaten drie vriendelijk knikkende en
glimlachende dames tegenover me.
De eerste vraag luidde: “Waarom zou jij dit nog willen? Je zet stappen terug.”
Ik perste me hardop uit alle macht in de
functie en bedacht ondertussen een dijk van een metafoor.
Eigenlijk vind ik vrijwel elk
sollicitatiegesprek te vergelijken met een veel te nauwe jurk waar ik me
willens en wetens in probeer te persen omdat ‘ie aan het rek zo leuk lijkt.
En terwijl ik wurm en wriggel weet ik al
dat ‘ie helemaal niet bij me past, maar dat zeg ik natuurlijk niet als er voor
het paskamertje 3 mensen op me staan te wachten die de jurk ook willen hebben.
Ik hoor mijzelf zelfs zeggen: “Wat een
prachtige jurk!” en hoop dat niemand ziet dat ik de rits niet tot bovenaan
dicht kan krijgen.
Maar de dames tegenover me hadden wel door
dat de rits niet tot bovenaan dicht ging en ik me niet vrij kon bewegen, al
toonde ik nog zo mijn goede kant.
Waarom ik dit nog zou willen?
Omdat ik wil werken.
De ene dag omdat ik wel weer eens
geld wil hebben op mijn bankrekening, de andere dag omdat ik bij dat
legertje fietsers wil horen dat ’s ochtends breed zwijgend naar het werk gaat.
Soms is het omdat ik me nuttig wil voelen, die dagen heb ik ook, en andere keren wil ik alleen maar mijn
hersenen gebruiken in een werkomgeving. En contact hebben met collega’s is af
en toe ook een reden.
Dus ja, ik pers me wel eens in een jurk die
me niet staat of niet past. Maar soms kan ik dat niet weten voordat ik in het
pashokje sta.
Het enige dat echt goed paste was mijn metafoor waar
zelfs de afwijzing het goed in deed: ze dachten dat de functie voor mij ‘te
nauw’ zou zijn.