28 februari 2013

Ondertussen op de camping


De hele vakantie in Spanje, 25 jaar geleden, zat vol rare gebeurtenissen waarvan ik me nu alleen nog maar de ontsteking, de aanranding en de inbraak kan herinneren. Al moet ik dat laatste misschien niet meerekenen omdat het in Nederland gebeurde en we er pas later achter kwamen.

Die ochtend in het Ritz kreeg ik mijn ogen niet open. Eerst dacht ik dat ik te vermoeid was door alle opwinding van de avond ervoor, maar toen de vriendin van schrik een gilletje gaf bij het zien van mijn gezicht, raakte ik ook wat in paniek. De huid onder mijn ogen bleek zo gezwollen dat ik alleen door piepkleine spleetjes wat licht binnen zag komen.
We maakten er een grap van, met veel Koning en Eenoog, en over wat een geweldig persoon zij toch was om met een blinde op vakantie te gaan.
Ik hield me op straat vast aan haar rugzak en merkte door het toenemende tempo in haar bewegingen dat de grap voor haar eigenlijk te lang duurde.
Tegen de middag vonden we een camping even buiten Barcelona waar we onze tent opzetten. Hoewel mijn zicht geleidelijk aan weer terugkwam ging het installeren toch langzaam, wat de sfeer tussen ons niet ten goede kwam.
Na 2 dagen Barcelona trokken we verder langs de kust en spraken iedere dag minder met elkaar.
Zij zocht ander gezelschap op, en ik vermaakte me prima met de boeken die ik bij me had.

Op een avond liet ik me toch door de vriendin overhalen mee te gaan naar een disco met een groepje Britse jongens die zij had gevonden. In de disco werd ik zo hartgrondig genegeerd door mijn reisgenote dat ik al snel weer buiten stond. Wat een trut, die ook nog eens deed alsof ze niet wist waar ik het over had als ik de situatie wilde bespreken! Ik nam me voor om de volgende dag op de trein naar Nederland te stappen want ik zag geen enkele reden om hier nog langer vrijwillig te blijven.
Bij de tent trof ik de dikke campingbaas op zijn nachtronde, tegen wie ik uit fatsoen nog wat Spaanse beleefdheden brabbelde. Hij reageerde door me vast te grijpen, stevig tegen zich aan te trekken en me te zoenen. Ik duwde hem woedend van me af en brulde over de stille camping “No señor!”
Ik was werkelijk witheet en bleef met de handen in de zij staan wachten tot hij uit het zicht was verdwenen. Het deed me deugd dat dit op een holletje gebeurde, en ook dat ik bij caravans rondom onze tent de gordijntjes had zien bewegen.
De vriendin keerde pas in de ochtend terug en tegen die tijd klonk het verhaal zelfs in mijn hoofd al te tam om na te willen vertellen.
Van de campingbaas zag ik die ene dag dat we er nog waren alleen zijn vluchtende achterkant wanneer ik zijn winkel binnenkwam.
Ik wilde er om lachen, of het delen, maar de vriendin deed niet meer mee.
Toen we ons verblijf op de camping afrekenden heb ik toch naar hem geglimlacht. Uit medelijden.

Over de inbraak in haar studentenkamer hoorden we toen we op de vervroegde terugreis naar huis belden. Ik hoefde niet mee om er voor haar te zijn, zei ze, ze had daar genoeg vrienden en huisgenoten die haar konden steunen.
Ik geloof niet dat ik ooit nog één woord tegen haar gezegd heb. Zelfs niet toen ze jaren later via haar moeder liet weten weer iets te willen afspreken om te voorkomen dat zij zich schuldig zou voelen mocht er iets met mij gebeuren.


De afbeeldingen vond ik op www.kampeerboeken.blogspot.nl

15 februari 2013

De achteringang van Barcelona



Dat mijn ouders mij zonder slag of stoot met een vriendin naar Spanje lieten liften begrijp ik nog steeds niet.
Ik woonde net een jaar of twee op kamers in Groningen. De vriendin, die ik daarna gelukkig nooit meer heb gezien, woonde in Nijmegen.
We begonnen onze tocht bij haar om de hoek waar een grote doorgaande weg naar het zuiden liep. Dat was meteen het enige lastige liftpunt in onze hele reis.
We kregen sympathieke liften van Italiaanse vrachtwagenchauffeurs met wie ik Spaans sprak, en van Franse jongens die trots de gadgets van hun Nissan Petrol lieten zien.
Na twee dagen kwamen we laat in de middag in Barcelona aan. Hongerig naar Spaans eten en Spaanse wijn op een Spaanse terrasje, besloten we om het zoeken van een hotel nog even uit te stellen.

Aan het begin van de avond pakten we onze rugzakken en sjokten langs de Ramblas van hotel naar hotel. Alles zat vol, zelfs voor één miezerig klein nachtje kon niemand ons een kamer geven.
We kregen hulp van een jongen die vertelde dat hij zelf in de hotelbusiness zat en dat hij wel een paar leuke adresjes kende binnen ons budget. Vermoeid stapten we in zijn auto, en lieten ons door half Barcelona rijden om overal te horen te krijgen dat het vol zat. Zelfs de hotelman lukte het niet ons ergens binnen te kletsen.

Tijdens een rustpauze met een ijsje stelde hij heel voorzichtig voor om zijn eigen hotel te proberen. Hij wist niet of het zou lukken en wij wisten op dat punt echt niet meer of we hem konden vertrouwen, maar voor we dat hadden geformuleerd in het Spaans stond hij al in een telefooncel.
Ach, het was een aardige jongen en wij waren moe en het interesseerde ons op dat moment allemaal niet meer. Liggen wilden we. En als het kon ook graag even douchen.
Hij kwam blij terug. We konden voor één nacht een kamer krijgen voor 50 gulden, ons budget.
De instructies en waarschuwingen die hij daarbij gaf gingen het ene oor in en het andere oor uit. We hadden een kamer! We konden liggen en de ogen dicht doen en er was vast wel een douche ergens, al deed hij daar wat raar over.
Hij loodste ons binnen door de slecht verlichte achteringang, langs rekken vol bagage en handdoeken. Er werd in het donker gesmiespeld en gelachen en wij stonden er als wereldvreemde blonde studentes maar een beetje bij te staan.
Achter de portier zag ik een glimmende kalender hangen met foto’s van het Ritz hotel. We keken elkaar geschrokken aan en namen de achteringang eens goed op. Nee, niet bepaald chic. Het uniform van de portier? Ondefinieerbaar. De sleutel? Die kregen we niet te zien want een glunderende man in een rood pak nam de sleutel en onze rugzakken en leidde ons naar een kamer op de 5e verdieping.
We volgden hem braaf, zeiden niets en durfden hem nauwelijks aan te kijken.
Hij weigerde een fooi en bleef in de deuropening staan wachten. Pas toen we onze gêne en verlegenheid loslieten en keihard begonnen te gillen bij het zien van het Ritz briefpapier op de secretaire, het Ritz logo op de zachte witte badjassen en de Ritz badkamer met alles-plus-een-ligbad, trok hij tevreden de deur achter zich dicht.
De volgende ochtend vertrokken we in alle vroegte. Zonder ontbijt, want dat durfden we niet aan, maar wel met een vette knipoog van de dame die met ons afrekende.
Met de vriendschap is het vanaf die dag bergafwaarts gegaan, zo'n hoogtepunt was niet meer te overtreffen.

1 februari 2013

Ik heb geloof ik nieuw wc-papier uitgevonden

Toen ik vannacht met mijn zus achter een helpdesk zat naast de voormalig directeur van het Drents Museum die al telefonerend zelf een opvolger aan het zoeken was (wat steeds stukliep op financieel geharrewar en onmogelijke eisen van gegadigden terwijl zijn kinderen stil naast hem stonden te wachten), in een gebied dat uitkeek op een omhoog gaande roltrap enerzijds en het landgoed van ons Opa anderzijds, waar we later een goed kadastraal gesprek over voerden met de buren die dachten dat we de grond tot het spoor wel terug konden krijgen, bleek mijn Ninja-neefje in een half-doorzichtige blauwe ton gezellig te poepen op een ruime verkeersheuvel, temidden van andere eveneens gelukkig kijkende mensen met hun onderlichaam in blauwe tonnen gestoken.
Om zijn billen af te vegen pakte ik een klein balletje van zachte klei met speciale vermogens, dat ik plat drukte om poepresidu van zijn lichaam mee op te nemen. Het had de oranje kleur van menie en je had er door de kneedbaarheid niet veel van nodig.

Ik heb vannacht blijkbaar nieuw toiletpapier uitgevonden.
Zal ik nu patent aanvragen?